Energie en zorg
Toeval of niet: eind september 2017 was Reimar von Meding voor KAW in dezelfde week op uitnodiging van 2 verschillende organisaties in Oostenrijk. Beiden organiseerden congressen rondom kernthema’s van KAW: maximale opschaling van verduurzaming, en de noodzaak om stad en dorp in te richten voor aanstaande demografische veranderingen. De congressen hadden ogenschijnlijk niets met elkaar te maken. Maar er was een duidelijke verbinding door de behoefte om tot haalbare, realistische en inspirerende oplossingen te komen.
De battle tussen techniek & klantgerichtheid
De IEA discussieerde in een internationale setting uit Oostenrijk, Duitsland, de VS en Denemarken over een aanpak om vergaande verduurzaming hoog op de agenda te krijgen. Typisch voor die landen is de technisch en financieel georiënteerd discussie. Vanuit Nederlands perspectief konden we dit mooi aanvullen: hoe wij ons richten op de klant en investeren in het maximaal opschalen van nieuwe methoden is internationaal uniek.
Internationaal gezien hebben we een grote voorsprong in het radicaal vertalen naar haalbare oplossingen.
Nederland loopt van oudsher weliswaar achter op duurzaamheid, maar inmiddels weten we dit slim te compenseren. Internationaal gezien hebben we namelijk een grote voorsprong genomen in het radicaal vertalen naar haalbare oplossingen. Op deze bodem zijn ook de innovaties als Reimarkt en het Wijkbedrijf ontstaan, die door de internationale experts met veel enthousiasme werden ontvangen.
Succes maken we in Nederland samen
Ook viel weer eens op, dat het succes van de Nederlandse aanpak voor een groot deel besloten ligt in het coöperatieve karakter, dat wij als bureau niet voor niets in onze naam dragen. Van ontwikkeling tot oplevering: zonder de samenwerking met partijen uit de hele bouwkolom en de drive om samen grote stappen te nemen waren spectaculaire projecten als de Veilige Veste of de Vogeltjesbuurt nooit mogelijk geweest.
Enorme cultuurverschillen
Op het jaarcongres van de ÖVKT (Oostenrijks Verbond van Ziekenhuistechnici) later diezelfde week stond de vraag centraal, hoe wij processen rondom bouw en ontwikkeling van gebouwen in de gezondheidszorg beter kunnen uitlijnen. Door de verschillende bijdragen tekende zich een groot cultuurverschil af binnen Europa. Het meest pregnant was misschien wel de bijdrage van Julian Weyer van bureau C.F. Moller uit Denemarken.
Hij liet enkele enorme ziekenhuisontwikkelingen zien, die alleen mogelijk waren door de extreme wil van Denemarken om een perfecte verzorgingsstaat op te bouwen. Denemarken wendt een veel realistischer inschatting van kosten uit de toekomst aan, om in het begin maximaal gefocust op het belang van de cliënt en patiënt te ontwikkelen. Daar kunnen we in Nederland nog veel van leren!
Zorg en duurzaamheid onlosmakelijk verbonden
Onze bijdrage was op een veel bescheidener maar in de geest vergelijkbaar niveau. Aan de hand van kleinschalige woonvormen voor dementie kon de Nederlandse situatie goed worden vergeleken met wat in Oostenrijk gaande is. Hier werd ook de link gelegd met het thema duurzaamheid, dat in bijna al onze zorgprojecten onderdeel geworden is om tot haalbare nieuwbouw en transformatie te komen.
Er wordt nog eens pijnlijk onderstreept dat de bouwkosten in geen verhouding staan tot de kosten voor onderhoud en
zorglogistiek.
Er werd nog eens het pijnlijke conflict onderstreept, dat de bouwkosten van een zorggebouw in geen enkele verhouding staan tot de enorme kosten voor onderhoud en vooral de zorglogistiek. Het werk van KAW maakte veel discussie los over met name de integrale aanpak, waarbij de dwangmatige scheiding tussen budgetten voor zorg, energie en bouw ter discussie werd gesteld.